Ramses, zo maken ze ze niet meer
Mijn katten zijn uniek. Speciaal en helemaal anders dan elke andere doorsneekat uit de buurt, de straat, de wijk, het dorp, het land en omstreken. Mijn katten zijn de geweldigste, liefste, vriendelijkste wezentjes die hier rondlopen en ik mag mij met trots hun ‘moeke’ noemen.
Territoriumafbakening
Vroeger, dat wil zeggen heel lang geleden in 1982 toen ik nog een klein mensje was, hadden wij een katertje. Een heerlijke lieve pluizenbol in donker chocoladebruin. En zeg nu zelf, wat is er schattiger dan een kitten?
We doopten hem Ramses in een heuse ceremonie waarbij we al de kinderen uit de straat uitnodigden. Achteraf kregen we limonade en chips.
Ramses groeide op tot een stoere, lieve, grote kater van een goeie 8+ kilogram zonder echt te vet te zijn. Met zijn atletische lichaam was hij een echte bink die nogal tuk was op veel vrouwelijk schoon uit de buurt. Helaas hield hij ook van territoriumafbakening, met het gevolg dat mijn ouders besloten hem te laten castreren.
Ik herinner me nog dat hij helemaal nog niet wakker was toen hij terug thuisgebracht werd en dat ik erg bezorgd was. Tot in de overdrijvende trap (hoorde ik naderhand zeggen) omdat mijn poes, ocharme, er zo slappekens bijlag. Ik heb toen de hele nacht naast hem in het waskot gezeten, waar ik stiekem mijn donsdekentje mee naartoe gesmokkeld had. Zo hebben wij samen onze eerste nacht op de grond doorgebracht. Onze band voor het leven was gesmeed.
Poppenkleedjes
Van toen af aan, elke keer ik ziek te bed lag, kwam Ramses erbij gekropen. Bij elk verdriet, groot en klein, was Ramses daar om mij te troosten. Bij elke poppenkast die we speelden, mocht Rammetje een rol meespelen.
Als ik nu bedenk wat ik dat schaap allemaal aandeed uit liefde… Ik heb hem in poppenkleedjes gestopt, vervolgens in een poppenwagen gelegd om daarna met hem de hele straat door te wandelen om trots mijn ‘kindje’ te laten zien aan de buren. Hij liet met zich sollen, liep aan de leiband als een hondje, reed mee in de wagen, ging met ons wandelen in de duinen en hij wist als geen ander hoe hij een mens moest omkopen. Om het kort te zeggen, Ramses was dé man.
Dikke wrijf
Bijvoorbeeld, als wij naar zee gingen tijdens de vakanties dan kwam vader vrijdagavond later, met de kat. Die lag dan als een sjaal op het dashboard van de auto, of in zijn hals. Aan zee zelf wandelde hij aangelijnd, steevast vanuit de auto, recht naar de achterdeur van het restaurant onder ons appartement. Waarop de kok naar buiten kwam, hem een dikke wrijf gaf, ons een grote glimlach schonk en vervolgens de keuken binnenliep om weer buiten te komen met een stukje filet pûre voor zijn chocoladevriend.
Ramses verstond de kunst altijd de lekkerste beetjes te versieren en dat deed hij met zo’n flair dat men het soms zelfs niet eens doorhad.
Het was heus niet de eerste keer dat het lekkerste stukje vlees naar hem ging en wij de beentjes afknabbelden van ons koteletje. Dat was wel als moeder niet keek natuurlijk, anders bakte die haring niet.
“Het was heus niet de eerste keer dat het lekkerste stukje vlees naar hem ging en wij de beentjes afknabbelden van ons koteletje…”
Reuzenkattenbak
Tijdens onze vakanties aan zee gingen we één keer dagelijks met Ramses wandelen. Tenslotte woonden wij op ‘den boerenbuiten’, zoals ze dat hier zeggen en dan, een poes twee dagen opsluiten, dat kon niet vonden wij. Gezonde zeelucht is niet voor niets gezond voor iedereen.
Ons appartement bevond zich recht tegenover de duinen. Het leek dus logisch dat we met hem in die duinen gingen wandelen. Voor hem was het een reuzenkattenbak. Hij liep zo graag te spurten met zijn pootjes in dat rulle zand, zover zijn lijntje lang was en wij hadden er ook deugd van. Na een tiental minuten spelen en putjes graven, zette hij zich dan schrap om een echt putteke te graven om daar zijn verwachte boodschap in te doen.
Het moest gezegd, nooit hebben wij ons Ramsesje er op betrapt een putje te graven om zijn behoeften te doen, op een plaats waar enige argeloze voorbij wandelende mens er per ongeluk in zou kunnen trappen.
Steeds weer verstopte hij zich deels onder een struik. Of het uit verlegenheid was of om de mensheid te beschermen hebben we nooit geweten. Hij was zo flink.
Konijnenpijp
Behalve die ene keer. Toen had hij een konijnenpijp gevonden en schoot zijn lenige lijfje er als een pijl uit een boog in. Op een, twee, drie zat hij er zover in, dat wij hem er maar amper meer uitkregen. Uiteindelijk hebben we hem er na enig graafwerk aan zijn achterpootjes moeten uittrekken, hetgeen ons niet echt in dank werd afgenomen. Doch, Ramses wist dat wij hem nooit kwaad of pijn zouden doen. Hij besefte dat het voor zijn eigen bestwil was. De situatie was er netelig genoeg voor. Naderhand zat er zand in zijn neus en oren, om van de rest nog maar te zwijgen.
Na dat avontuur heeft hij het nooit meer aangedurfd in een konijnenpijp of hol van enig andere dier te kruipen. Van die dag af, was onze Ramses, nog steeds even lief en stoer, maar hij werd een schrikkepeut en een eenzame poezenman.
Enkele maanden nadat hij gecastreerd was, werd hij steeds rustiger, liep niet meer zo ver weg. Vriendinnetjes kwamen nog wel aan het venster zitten, maar meer dan samen in de bloementuin liggen en een muis delen was er niet meer bij.
Lamzak
Mijn vader besloot dat het tijd werd een speelkameraadje voor hem te vinden. Pa durfde nogal eens de oneerbiedige naam ‘dikzak’ of ‘Ha lamzak’ te laten vallen als Rammetje onder zijn ogen kwam. Er bestond nochtans geen trouwere en lievere schat als hij. Het was trouwens niet meer dan een plagerijtje, maar wel eentje van het soort waarop wij dan heel verbouwereerd in actie schoten, om de arme schat zijn oortjes te beschermen tegen zulke denigrerende praat. Ramsesje liet het in elk geval nooit aan zijn hart komen.
Elke avond op mensenslaapuur, werd Ramses trouw buitengezet. ‘Om poezendingen te gaan doen,’ sprak Pa wijselijk en, ‘een beetje beweging na de ganse dag slapen.’ Waarop ik hem stiekem vijf minuten later langs de garage weer binnensmokkelde.
Ramses was een lamme goedzak en de vriendelijkheid zelve. Hij heeft me trouwens nooit verraden, hoewel het me nog steeds verwonderd dat onze ouders nooit te weten kwamen hoe hij nu weer binnengeglipt was.
Wij zwegen, Ramses zweeg en zij ook.
Ramses was een groot katerman, zo maken ze ze niet meer.