Dexter

Column DexterNa een uitputtende nacht, waarbij elke drie kwartier op de klok af te lezen was door overactief speels gedrag van onze nieuwste bewoner, was rond half tien die zaterdagochtend de sloomheid van het niet slapen nog steeds niet geheel uit onze lichamen verdwenen. Het werd mij meteen weer duidelijk dat een kleine lieve poezenbaby die net het kraambed ontvlucht is, heel actief kan zijn tijdens de nachtelijke uren. Nou ja, het is en blijft een schatje hoor, maar zelfs Jasper liep hier rond met zakken onder zijn oogjes. De hoogste tijd dus om de kleine ondervoedde, vier weken oude uk – die nog steeds geen gepaste naam had – nogmaals van knabbel te voorzien, zodat hij een uurtje later al slapend een speklaagje kon kweken en wij met een gerust hart onze voeten door de woning konden laten waren, zonder op te moeten letten dat we geen miniknulletje pletten.

Tobias, die zijn oververmoeide lichaampje met uitgehongerde buik deemoedig over de grond richting keuken sleepte, keek me aan met een blik van ‘ge gaat die kleine toch wel de levieten lezen zeker hé moeke, want zo nog één nacht en ik zal op mijn streepjes moeten staan’. Natuurlijk begreep ik hem, hij had immers overschot van gelijk, maar het kleintje was nog nèt te klein om van wat dan ook enig besef te hebben. Het zou vast beteren als wij ‘de’ gepaste naam voor hem gevonden hadden en hij na verloop van tijd ging beseffen welke berisping aan zijn adres bedoeld was. Tot nog toe, was elke ‘helaba’ en ‘segsegseg’ en ‘zijt eens een beetje rustigjes’ een aanmoediging tot spelen.

Menace

Eerst dacht ik aan ‘Seppe’, maar na enkele roepoefeningen werd dat al snel afgevoerd. ‘Robijntje’ kon niet want hij had geen enkel rood haar op zijn grijswitte lijfje. ‘Prutsmans’ was dan weer leuk om te roepen, maar dat wil je zelf ook niet op je paspoort hebben natuurlijk en hetzelfde gold voor ‘klein springkonijntje.’ Toen kwam ‘Dennis’ op de proppen wat wel bij hem kon passen. Persoonlijk had ik ‘Dennis the menace’ van dat filmpje met Walter Matthau voor ogen en qua kattenkwaad was die welbepaalde Dennis aan mijn springkonijntje wel gewaagd vond ik. Helaas, nog geen uur later veranderde ik van gedachten, al bleek een duidelijke reden nogal vaag. ‘Fridolien’ was meer iets voor een meisje en voor een ‘Liam’ zag hij er bijlange na niet stoer genoeg uit. ‘Brammetje’ was nog steeds een van mijn ultra favoriete namen, maar die had ik al met klik op dat sjokolaatje gekleefd dat zo in mijn ogen stak voor ik op dit prutske gevallen was. Bovendien voelde het helemaal niet lekker om zo maar een reeds gereserveerde naam gemakkelijkheidshalve weg te geven. Iedereen heeft trouwens recht op zijn eigen unieke naam die speciaal voor hem of haar uitgezocht werd.

Ook zag mijn spillebeentje er nu niet meteen uit als een Lowieke, een Marcel, een Boke of een Carlos. Hij had een echte sloebersnoet, was reuze lief, reuze actief, reuze knuffel, welhaast altijd uitgehongerd, dus daar moest en zou een naam bij passen of mijn naam was niet Slu.

“Nou ja, het is en blijft een schatje hoor, maar zelfs Jasper liep hier rond met zakken onder zijn oogjes…”

Queeste

Uit pure misère besloot ik dan maar de computer aan te zetten voor de queeste van de dag, namelijk ‘de’ perfecte naam bij een perfect poesje vinden. Gelukkig is er internet en vond ik al snel een naamwoordenboek waar ik lustig doorbladerde en hier en daar bleef stilstaan bij een mogelijkheid en die vervolgens proefde op mijn tong als was het een delicatesse. Waarna ik hem uittestte op het kleineke met de vraag; ‘zou dat bij jou passen?’

Helaas, de perfecte naam bleef onvindbaar. Het duurde en bleef duren, zelfs de namenpagina van De Kattensite bood geen soelaas. Met een zucht plempte ik de televisie op en zapte een beetje wild rond. Meer om mijn gedachten te ordenen dan om daadwerkelijk ergens naar te kijken, want mijn hoofd liep om van het-geen-naam-vinden voor mijn kadolleke.

Kadolleke

Ondertussen was het kleintje tegen mijn been aan het friemelen in een schattige poging om op mijn schoot te raken. Met een glimlach liftte ik zijn stekkebeentjesbillen omhoog en knuffelde hem innig. Juist op dat moment begon er op ‘Cartoon Network’ een tekenfilmpje van Dexter, een groot genie van vierkant miniformaat met een meterslange zus die bestond uit enkel benen, voeten, een megaminilijf van ongeveer een centimeter en twee blonde paardenstaarten. Het deed me lachen. In een vlotte beweging nam ik mijn ukkeltje onder zijn oksels op, draaide zijn snoet naar mij en praatte tegen hem. ‘Een Dextertje, dat past nog wel bij jou hé. Slim kadolleke, koddig lijfje en lief… ben jij een Dextertje? Zou jij een Dextertje kunnen zijn?’

De ‘Dexter’ in spé bekeek mij met onnozele oogjes en dito preutemondje en begon terstond te ronkelknorren van genot. ‘Voila sé, ik denk dat jij een echt Dextertje bent,’ fluisterde ik hem toe en gaf hem een dikke zoen tussen zijn oortjes bij wijze van doop. Daarna proefde ik de naam lang na op mijn tong en sprak hem enkele malen luidop uit. Hij bleef goed aanvoelen. Zelfs in een verkleinwoord ter troetelnaam bleef hij ‘de max’ en nog steeds even lief. Bovendien kon je de naam gemakkelijk uitspreken in verschillende toonaarden, wat hem handig in het gebruik maakte voor eventuele berispingen tijdens de opvoedingsperiode.

Dexter was geboren, het is te zeggen, ‘mijn Dextertje’ was een feit. Trouwens met officiële naam hoorde hij nu echt volledig tot de familie.
Daarop zette ik me recht, stak smurfie koninklijk in de lucht en sprak: ‘Kijk mannen, hier is Dexter Luypaert, ons nieuwste bewoner!’ Waarop Jasper en Tobias mij verwonderd aankeken. Even leek het zelfs of ik Jasper zag grijnzen voor hij zijn aandacht terug op het gebeuren in buurman zijn tuin richtte. Helemaal opgetogen dat mijn queeste van de dag al opgelost was, plantte ik Dexter vervolgens op zijn dekentje en nam meteen een pasfoto om alles formeel te maken.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *