Klokkenspel

Mijn agenda gaf aan dat het weer tijd werd voor mijn maandelijkse bijdrage aan mijn favoriete kattensite en ik was er helemaal voor gaan zitten met een glaasje roze pompelmoessap van Appelsientje (iedereen heeft zo zijn favorietjes.)

Minipoesjes

Het moment de deurbel rinkelde, sprong ik recht om de hummeltjes te verwelkomen. Hun chauffeur kwam breed grijnzend op mij toe gewandeld met de woorden: ‘Ewel Sabine, we zijn er hier mee hoor, maar ik geloof nooit dat jij ze weer uit handen gaat geven als je ze vast gehad hebt.’

‘Jij kent me te goed,’ lachte ik het gegeven schijn nonchalant weg en liet hem binnen met zijn draagmand. Hij zette zijn pakje op de tafel waarop ik mij meteen boog om in de mand te kijken.

Tobias hoorde gefriemel uit de rieten mand komen en grolde schijngevaarlijk. Zijn nieuwsgierigheid overwon tenslotte en hij kwam met zijn buik over de tafel schurend toegeslopen om de mand luid snuffelend te verkennen. In de mand ontwaarde ik in een hoekje twee chocoladebruine, gestreepte minipoesjes, die zo dicht tegen elkaar gekropen waren dat ze net één geheel leken. Ik was meteen verkocht.
Ondertussen kwam Jasper uit een andere hoek toegelopen. Hij was er duidelijk niet gerust in. Het feit dat zijn broer zich uiterst raar gedroeg hielp niet echt.

“In de mand ontwaarde ik in een hoekje twee chocoladebruine, gestreepte minipoesjes…”

Serenade

Ik stak mijn hand in de mand en wandelde met mijn vingers tot bij de poesjes, ondertussen zacht tegen hen pratend. Eentje rekte zijn hals om mijn vingers af te snuffelen. Pratend alsof ik tegen een klein kind bezig was trachtte ik de kleintjes op hun gemak te stellen en dat ging ongeveer zo: ‘Ha, maar wat een klein lief kadolleke ben jij? Zo mooie streepjes. En jullie zijn met twee. Zie nu toch eens hoe lieve flinke babypoesjes dat jullie zijn. En zelfs niet grommelen. Zoooo flink…’

Mijn vriend lachte. ‘Ge moet u eens bezighoren,’ zei hij. Ik wist het. Ja, als ik kleine wol in mijn vizier krijg ben ik nu eenmaal niet meer te houden, hè. Ik plukte eentje uit de mand en spontaan werden we getrakteerd op een piepmiauwende serenade. Een duidelijk geval van scheidingsangst, besloot ik, en plukte meteen het broertje ook uit de mand. De serenade stopte even snel als ze begonnen was. De kleintjes leken een echte tweeling. Ze liepen in spiegelbeeld, kleefden aan elkaar en ik ging me even moeten bezighouden met specifieke kenmerken te ontwaren, want zo wist ik niet wie wie was. Grappig.
Mijn twee deugnieten daarentegen vonden dat heel wat minder grappig.

Levende anatomie

De katjes waren gereserveerd onder het mom dat ze twee mannetjes waren. Nu viel mijn lodderig oog per ongeluk op de achterkant van eentje. Er was een duidelijk verschil. Ik draaide het andere hummeltje ook om en begon te lachen.

’Wat lach je?’ vroeg mijn vriend. ‘Nou,’ sprak ik, ‘hoelang is het geleden dat jij nog echte levende anatomie gezien hebt?’ Ik kon me amper inhouden. Hij bekeek me gek. Ik ging proestend verder: ‘Nou, die ene heeft of zijn klokkenspel verloren in de rit naar hier of het is een vrouwtje.’
‘Neen’, klonk het verbaasd. Ik proestte het uit. Hij kwam mee kijken. ‘Inderdaad, een mannetje en een vrouwtje,’ klonk het nog steeds verbaasd.

Hilariteit alom. Dit leuke intermezzo geenszins zomaar te willen laten voorbijgaan ging ik onverstoorbaar verder: ‘Ja wadde, twee volwassen mannen die het verschil niet kennen tussen een mannetje en een vrouwtje.’ Ik kon mijn lol niet op.

Het kon enkel een probleem geven voor hun nieuwe papa, maar daar had ik een goed oog in. Een echte dierenvriend kijkt immers niet naar de geslachten en in het slechtste geval hield ik haar gewoon, werd meteen in één adem mee beslist.
Lap, het begon al en David lachen. ‘Zie, ge denkt er al stiekem over om ze zelf te houden, hè?’  Hij had gelijk.

De kleintjes lieten het in elk geval niet aan hun donzen hartje komen en ravotten er meteen op los, net of ze nooit ergens anders gewoond hadden. Het vele poezenspeelgoed hielp daarbij wel een pootje. De kleintjes waren zelfs niet onder de indruk van de grote katers die daar rondliepen. Tobiasje vond zo een minipoes niet echt je dat, maar Jasper ontpopte zich haast meteen tot de ideale pleegvader.

De poesjes die Mickey en Gabber gedoopt waren liepen, sliepen, slopen, speelden, aten en gingen op de bak, in duo. En mijn poezen zagen dat het goed was. Gabbertje, die we meteen Gabberlina Gaby noemden, was de hevigste van de twee. Zij gaf de aanzet tot prutswerk en haar broer volgde gedwee in het zog.

Die avond ging ik slapen met niet twee maar vier poesjes die erbij kwamen gekropen. Hoewel Tobiasje duidelijk liet merken, dat hij wel de baas was en dus het alleenrecht had om naast mijn hoofd te komen liggen. Wat hij anders nooit deed.

Ach, poezen en hun streepjes, ik ben er dol op.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *