Ik geloof, echt

Onze katten zijn op hun allerleukst wanneer ze niet naar buiten mogen. Vooral als ze zelf al besloten hadden dat ze dat wél wilden. Het gemauw bij de deur elke keer als we de keuken inlopen daargelaten, ontpoppen alle vier de katten zich tot ware schootmeesters. En dan maakt het werkelijk niet uit, waar die schoot zich bevindt.

Volle blaas

Column Ik geloof, echtHet begint ’s ochtends vroeg al, wanneer ik met een volle blaas het toiletteren nog even rek om de diverse luchtalarmen in de kiem te smoren, door de etensbakjes vliegensvlug te vullen. Terwijl ze daar zo met hun viertjes, soms drietjes als Nol nog lekker ergens ligt te slapen, op een rij aan een stuk door zitten te smekken, zet ik snel de Senseo aan en elke ochtend weer wip ik dan heen en weer met mijn blote voeten op de kille keukentegels, twijfelend of ik snel zal plassen, of dat ik even wacht op de koffie en die dan meteen mee terug naar boven kan nemen. Ik twijfel zo lang, dat het uiteindelijk altijd de laatste optie wordt.

Eenmaal boven aangekomen kwak ik de koffie naast de computer, zet het beeldscherm alvast aan en snel mij dan naar de badkamer, alwaar een olifantenplas slechts een druppel lijkt bij wat ik in de toiletpot laat kletteren. En Stoffer hoort dat.
Nog voor ik goed en wel opgelucht kan kijken staat zij daar met haar staart mijn been al te versieren, legt haar pootje nagelloos op mijn voet en draait daarna wat richting mijn billen, om vervolgens achter mij de toiletpot op te springen. Aangezien mijn derrière net te groot blijkt om er enig kijkgat voor haar over te laten, kruipt ze vervolgens met acrobatische toeren door naar mijn schoot, spint, geeft mijn kin een kopje en krult zich dan volledig op als een cascaval (red. – slang). En ik was net klaar, eigenlijk.

Watergeweld

Terwijl ik haar maan om toch echt wakker te worden, komt Doortje nieuwsgierig mekkerend om de hoek kijken. Halverwege stokt haar gemekker, want Stoffer is daar. Het is elke ochtend zo, maar toch zijn beide dames weer ontzettend verbaasd als ze elkaar dáár treffen, waar in principe geen enkele kat wat te zoeken zou moeten hebben. Na het verwijderen van achttien nagels uit mijn bovenbenen rennen ze blazend en schreeuwend van de trap. Ik doe mijn ding, trek de kleren weer omhoog en spoel het toilet door.
Hoe ze het doet, geen idee, maar Stoffer zit alweer op de rand van de bril, verwonderd kijkend naar al het watergeweld, terwijl ik mijn tanden begin te poetsen. Zodra het borrelende geluid wegvalt duikt ze onder de waterstraal van de wasbak. Liefst net wanneer ik de tandpasta wil uitspugen. Zou men een camera in onze badkamer ophangen, zouden wij absoluut rijk worden van de vele kijkers die we dan hebben, echt waar.

Inmiddels is Nol ook naar de badkamer gekomen. Hij komt altijd opdagen wanneer er niets meer te doen is, want onderhand ben ik er wel klaar mee en wil ik mijn koffie drinken, een beetje rondhangen op wat websites en een verhaaltje lezen op de verhalensite. Zover zijn we echter nog niet, want heb ik de katten eindelijk allemaal uit de badkamer en wil ik nét de deur in het slot doen, om te voorkomen dat deze gaat klapperen, komt Chicken aangehuppeld.

“Als Chicken aandacht nodig heeft, mauwt hij op zijn allerzieligst, hopt nét iets overdrevener dan normaal…”

Files

Chicken is, met zijn drie poten, heel goed in staat om zich sneller voort te bewegen dan menig ander dier. Behalve als hij aandacht wil. Als Chicken aandacht nodig heeft, mauwt hij op zijn allerzieligst, hopt nét iets overdrevener dan normaal en presteert het zelfs om een traan uit zijn oog te laten knallen. Dat terwijl katten helemaal niet kunnen huilen! Vijf volle minuten later is de badkamer vrij en kan de deur eindelijk dicht. Ik sta elke ochtend vijf minuten te vroeg op, speciaal voor dit ritueel. Ik gooi mijn inmiddels lauwe koffie naar binnen, probeer een kort verhaal te vinden om alsnog even te lezen en dan is het alweer tijd om vort te maken richting de auto, wil ik niet in een file komen te staan. Ja, ook in dorpen hebben we files.

Met mijn gevolg ga ik naar beneden en bedenk wat ik ook al weer moest doen. Chicken gaat bij de deur mauwen, Stoffer springt op het aanrecht en probeert mijn aandacht te trekken met haar gepriew (mauwen doet ze nog steeds niet), Nol gaat halverwege de trap opeens op zijn kont zitten en kijkt verdwaasd om zich heen (ik ging iets doen, maar wat?) en Doortje maakt van de gelegenheid gebruik om alle etensbakjes eigen te maken.

Inmiddels foeter ik tegen mezelf, want ik ben wéér vergeten om de boterhammen uit de vriezer te halen. Het gemauw in de keuken laat ik voor wat het is en ik loop naar mijn kleingeldpotje in de woonkamer. Dan maar een broodje laten halen door de kids op school, denk ik terwijl ik de centen uittel. Ik leg het getelde geld op tafel en schuif de rest van het kleingeld weer het potje in. Stoffer ziet kans om met de muntjes te spelen terwijl ik de pot weer terugzet, maar meestal kom ik hier pas op school achter, als blijkt dat ik opeens toch niet voldoende kleingeld heb om een broodje te laten halen. Inmiddels vraagt Chicken mijn aandacht door steeds tegen mijn been op te springen, in de hoop dat ik daardoor mijn hand op zijn kop leg. Dat lukt eigenlijk altijd.

Schijnbeweging

Ik pak wat ik nodig ga hebben, meestal twee tassen (soms vergeet ik er eentje), gris mijn sleutels van het haakje en ik maak een schijnbeweging naar de keuken. Chicken trapt er elke ochtend weer in, blij dat de keukendeur opengaat. Ik maak van die gelegenheid gebruik door snel via de voordeur weg te glippen. ‘Zoet zijn hoor! Vrouwtje is even boodschapjes doen,’ gil ik door de brievenbus. Door de glazen ruit in de deur zie ik Stoffertje nieuwsgierig omhoog kijken. Nol weet inmiddels ook weer wat hij moet doen en lui hangt hij in het kattenmandje in de vensterbank. ‘Nou, dahag!’ roep ik naar hem. Dat kan ik eigenlijk beter niet doen, want hij schrikt zich elke ochtend te pletter dat ik aan de andere kant van het raam sta te zwaaien.

Aan het eind van de werkdag sta ik voor datzelfde raam te zwaaien naar Stoffertje, die een heel gesprek begint door de ruit heen. Als ik de sleutel in het slot steek, staat ze samen met Chicken al voor de deur en het is een heel gevecht om mijn eigen huis binnen te komen, zonder dat een of twee katten aan de voorkant er proberen uit te piepen. Met tas- en voetenwerk lukt het gelukkig aardig, en wanneer ik op de bank plof zitten er altijd minimaal twee katten op schoot, tegen me aangeplakt, onder mijn voeten en met een beetje pech ook in mijn nek. Lopen in huis, dat is net zoiets als balanceren op een vislijntje. Stoffer doet haar uiterste best om mij op de grond te krijgen terwijl Chicken zieliger dan zielig naar de keukendeur hopt.

Als ik die deur open doe, zie ik ze de rest van de dag niet meer terug. Onze tuin heeft enig achterstallig onderhoud en dit vinden alle katten waanzinnig geweldig. Ze duiken, rennen en springen door alle planten en van schootkatten is niets meer te merken. Blijft de deur echter gesloten, komen alle vier de katten gezellig op de bank zitten, kruipen om en om op schoot en priewen en spinnen dat het een lieve lust is.

Ik geloof dat het schootkatten zijn. Ik geloof het echt.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *