IJstijd
De beste man komt elke avond helemaal vanuit België naar Den Haag gereden in zijn ijscokarretje, om zijn heerlijke ijs aan de man te brengen. Zo ook in de wijk waar mijn ouders wonen. Met name zijn eerste bezoek van het jaar is een waar feest: de hele straat stroomt naar buiten en wacht geduldig voor de voordeuren tot hij aangereden is.
Vlaamse vriend
Afgelopen week hoorden mijn ouders de bel van de ijscokar al van verre aankomen en mijn vader stond snel op om zijn portemonnee te zoeken. Eigenlijk mag hij geen ijsjes meer eten vanwege zijn gezondheid, maar ach, af en toe een héél kleintje, dat moet toch wel mogen?
Mijn man en ik waren op bezoek en ook voor ons werd een overheerlijk ijsje besteld bij onze Vlaamse vriend, die inmiddels al bij de voordeur stond te tingelen met zijn bel. Dat laatste had hij overigens beter kunnen laten: bij de eerste klanken van de bel stoven spontaan twee katten en een Bouvier over alle obstakels in huis om vervolgens, met de neuzen tegen het raam geplakt, mauwend, spinnend en blaffend toe te kijken wat het baasje voor lekkers mee zou nemen.
Omdat de ijscoman inmiddels zijn pappenheimers wel kent, en bovendien de kwijlende huisdieren ook wel kon zien, werden alle ijsjes netjes op een kartonnen plateau geplaatst.
‘Allé, da’s toch gemakkelijker dan dat u de vier ijskes los in de hand draagt, hè!’ Zijn onvervalst Vlaams accent werd benadrukt met een knipoog en een extra dot slagroom, want je kunt veel zeggen van onze Zuiderburen, maar krenterig zijn ze allerminst.
Opgewonden
Mijn vader bedankte vriendelijk en draaide zich om, hiermee de flinke ijsjes in het zichtveld van de dieren brengend. Fedah, de Bouvier, werd helemaal dol van de aanblik op al dat lekkers en sprong blij van bank over tafel langs moeders via de schoot van manlief om uiteindelijk springend voor de voordeur de komst van mijn vader af te wachten. Shona, de rode ‘je-weet-wel-poes’, deed voor Fedah niet onder en liet haar staart trillend alle kanten opwijzen terwijl ze het ene na het andere koffiekopje op tafel gevaarlijk naar de rand schoof. Alleen Minou, de statige Siamees, liet zich even afleiden door de lange staart van Fedah, die vlak voor haar neus wel erg verleidelijk heen en weer zwiepte.
Kartonnetje
Mijn man en ik gleden bijna van de bank van het lachen terwijl mijn moeder alles in het werk stelde om de dieren weer rustig te krijgen. Shona werd van tafel geduwd en Fedah werd, met Minou in haar staart hangend, bij de deur weggetrokken, want Fedah kan heel goed luisteren, maar wel alleen wanneer het háár uitkomt. Na enkele minuten lukte het mijn moeder om haar te laten luisteren naar het commando ‘zit’, en mijn vader waagde zich, het kartonnetje hoog boven zijn hoofd houdend, naar binnen.
Hij had de deur nog niet dichtgedaan of Fedah vergat volledig het commando, sprong blij tegen hem aan en we zagen Missie ‘laat ijs op grond vallen’ bijna slagen. Een van de ijsjes naderde gevaarlijk de rand van het kartonnen dienblad en nog voor het goed en wel naar de grond kon zeilen, besloot mijn vader het op te vangen door beide handen te gebruiken en daarmee dus het kartonnetje te laten vallen.
“Fedah, de Bouvier, werd helemaal dol van de aanblik op al dat lekkers en sprong blij van bank over tafel…”
Supervrouw
Resultaat: één ijsje gered, de overige drie verspreid over bank, tafel en grond. Mijn moeder greep nog net op tijd de halsband van Fedah en Shona kon gewoonweg niet geloven dat al dat lekkers nu zomaar voor het grijpen lag. Verstijft bleef ze staan, volledig verbaasd en vertwijfeld. Inmiddels had de Siamees besloten de staart met rust te laten, snuffelde hooghartig aan de slagroom en liep vervolgens weg. Ik eet niet van de grond. Manlief en ik kwamen nu helemaal niet meer bij van het lachen.
‘Verdorie, Bep, vang ze dan ook op!’ riep mijn vader verontwaardigd, alsof mijn moeder een of andere supervrouw is die de wereld van spontaan vliegende ijsjes kan redden.
Slobberen
Terwijl wij de tafel, bank en vloer schoonmaakten haalde mijn vader vier nieuwe ijsjes. Deze binnenhalen ging iets soepeler, want alle dieren werden stevig vastgehouden tot iedereen zijn eigen ijsje had. Nu was het voor hen simpelweg wachten tot wij klaar waren met eten, waarna zij de laatste druppels uit het ijsbakje mochten likken. Fedah slobberde alsof haar leven ervan afhing, Minou wachtte tot haar deel netjes op een schaaltje geserveerd werd en Shona… Tja Shona is tegenwoordig genezen van het ijs eten. Zij mocht het bakje van mijn man leeglikken en dit is haar slecht bevallen. Mijn man lust namelijk alleen citroenijs.