Elfjes

Het waren prachtige katjes, de mooiste die ik ooit zag binnenkomen. Ergens vorig voorjaar werd de eerste gebracht: een prachtig schildpadpoesje in pastelkleuren, met een neusje dat precies in het midden gescheiden werd in twee kleuren. Zij was meteen helemaal ontspannen en kon met mens en dier omgaan. Vanwege die relaxtheid noemde ik haar Oxa. Ze was gevonden op een industrieterrein, maar daar was ze beslist niet geboren, want ze kende alle huiselijke kattenzaken, en lag tevreden in een mandje te spinnen. De volgende dag werd er een prachtig katertje gebracht, op dezelfde plek gevonden en even oud als Oxa, dus ik wist vrijwel zeker dat het een broertje van haar was. Hij had een prachtig berensnoetje en een dikke crèmekleurige vacht. Ik noemde hem Oberon, naar de koning der elfen.

Koning der Elfen

Column ElfjesIedereen die de foto van Oberon zag, was onder de indruk en wilde hem wel een thuis geven. Ook Oxa was populair, maar Oberon won met kop en schouders. Hij was binnen 24 uur gereserveerd. Maar hij was binnen 48 uur dood. Bij binnenkomst was hij levendig en at niet, maar vrat, de volgende dag braakte hij een beetje en de dag daarop zakte hij weg en overleed voordat ik zelfs maar een idee had wat ik kon doen. Alle kunstgrepen hadden geen enkel effect; de koning der Elfen was hier maar heel kort.

Oxa overleed een paar weken later, bij de grote sterfteslag. Zij was er al eens doorgesleept, maar ze had kennelijk toch niet genoeg weerstand tegen het onuitputtelijke virus dat hier rondwaarde en met een zeis de kittens wegmaaide, naar de regenboog toe. Ik was uitgeput en ontdaan over al dat sterven, en toen de zo speciale Oxa ook overleed, brak er ook iets in mezelf.

Ragna

Een jaar eerder was het eerste elfje binnengekomen. Ze was een prachtige blauwe poes met gouden ogen en ik noemde haar Ragna vanwege de mistblauwe kleur van haar vacht. Ragna was al een paar maanden oud en was beslist van iemand, maar vreemd genoeg werd ze niet vermist. Ze werd ziek, zoals zovelen ziek werden, en ze stierf in de kliniek, tot mijn grote ontzetting. Na Ragna heb ik nooit meer een katje naar de kliniek gestuurd. Ik wilde niet dat ze alleen stierven.

Rhua

Er kwamen nog een paar elfjes. Rhua werd gemeld bij de dierenambulance en ik reed midden in de nacht mee, want hij was nog maar een paar dagen oud en zijn nestgenootjes waren al overleden. Ondanks alle pogingen die ik onderweg deed, wist ik al dat hij het niet zou gaan halen – hij was te ver heen. Hij was zilverachtig van kleur, een heel bijzonder mannetje. Na een nacht vol zorg gleed hij weg. Ik troostte me met de gedachte dat hij niet onder de koude heg was gestorven, maar hier in warmte, en met toch nog wat drinken in zijn buikje.

Firith

Ook Firith werd gevonden, een oosters aandoend poesje in zilverachtige kleuren. Een heel bijzonder en mooi poesje. Ook zij kreeg een elfennaam vanwege haar uiterlijk. Firith had diarree, die met wisselend succes bestreden werd. Ze werd geënt, dus ze kon geplaatst worden. Ze ging naar een vriendin, die ik dit bijzondere meisje wel gunde. Helaas overleed ze na een aantal weken, en er overleden nog meer dieren bij de vriendin. Ik ben bang dat de diarree toch iets bevatte wat besmettelijk en dodelijk was.

“Maar inmiddels was duidelijk dat hier een dodelijk virus heerste, en Puck was er gevoelig voor…”

Puck

Als laatste kwam mijn eigen Puck. Zij leek op Oberon, dus haalde ik haar naam uit dezelfde Midzomernachtsdroom. Ze kwam binnen, dit poesje met haar prachtige amberen ogen, en wandelde zo mijn hart in. Voor het eerst was dit geen opvanger, maar was ze van mezelf, meteen. Ik hield ontzettend veel van haar. Maar inmiddels was duidelijk dat hier een dodelijk virus heerste, en Puck was er gevoelig voor. Een paar weken bij anderen en met medicatie, maakten haar weer de oude speelse Puck, die echter weer verdween nadat ze terugkwam. Ze werd weer zielig en hield niet van de grote groep katten. Puck wilde rust. Elke avond krulde ze zich tegen mijn hoofd als ik naar bed was gegaan. Zo sliep ze dicht tegen me aan, tevreden spinnend. Ze was niet zo moeilijk, ze vond bijna elk mens lief.

Omdat ze hier telkens ziek werd, besloot ik haar los te laten en haar aan iemand te geven die erg graag een kitten wilde. Ze heeft een aantal maanden een fijn en gelukkig leven gehad, buiten met haar kattenvriend en binnen met haar mensenvriend. Dat ze buiten zou komen, wist ik niet; ik was daar geen voorstander van omdat ze zwervend op straat gevonden was.
Maar ze heeft genoten van haar leventje, net als van haar vrijheid buiten. Totdat ze werd aangereden of een ander ongeluk kreeg; dat is niet duidelijk. Het laatste elfje is naar de regenboog gegaan.

De Midzomernachtsdroom ging aan mijn elfjes voorbij. Zij mochten niet groot worden – kennelijk lag hun bestemming op de regenboog. Elfjes kunnen blijkbaar niet aarden in onze wereld en vliegen op hun ragfijne vleugels weg, naar een plek waar geen pijn en ellende is. Misschien waren ze te mooi om waar te zijn, mochten ze niet lang lijden maar ook niet genieten van een leven op aarde.
Dag kleine elfjes, ik hield een beetje meer van jullie omdat jullie zo speciaal waren.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *