Rust, deel 2

Ergens had hij best gelijk: katten zijn soms bergen ellende. Vooral als je ze nog maar net hebt en je hun eigenzinnige karakter nog niet helemaal begrijpt. Zo heeft het wel enkele weken geduurd eer ik begreep waarom Nol altijd zo vreselijk vreemd kon krijsen (mauwen leerde hij pas later) als hij op de bak geweest was.

Pipi

Column Rust, deel 2In die tijd wist ik nog niet zoveel over katten als ik nu weet. Ik was dan ook best van slag van Nols vreemde gemauw en wist me er geen raad mee. Tot ik eens toevallig naast de kattenbak stond op het moment dat hij eruit kwam. Weer probeerde hij dringend te mauwen, al kwam er maar af en toe een vreemde gil uit. Ik duwde de klep van de bak omhoog, om te zien of de ontlasting misschien niet goed was. Tevreden draaide Nol zich om en opeens begon mij een lichtje te branden. Zou het zijn dat…? Vanaf dat moment keek ik regelmatig naar de bak wanneer hij eraf kwam en het vreemde mauwen hield op. Meneer wenste dat ik trots kwam kijken naar zijn gedane ‘pipi’! Je moet het maar weten, nietwaar?

Zo was er ook eens een keer dat wij per ongeluk Sarah hadden opgesloten in onze computerkamer. Natuurlijk gebeurde dit vlak voor wij naar bed gingen en constateerden wij haar gevangenschap ruim acht uur later pas. In tegenstelling tot Nol, die van elke mug een immens grote olifant wist te maken, liet Sarah niets van zich horen. ‘Niet praten, maar doen!’ was haar motto en dus was ze de hele nacht bezig geweest met het graven van een vluchttunnel. Aangezien wij betonnen vloeren hadden, kwam ze niet verder dan het hoog oppluizen van de vloerbedekking. We hebben sindsdien de deur nooit meer goed open en dicht kunnen doen.Dus ja, katten zijn soms bergen ellende. Toch kwam Ray vrij vlot terug op zijn woorden. Eigenlijk al op de eerste dag dat hij de katten zag.

Kattenbank

Vermoeid van een week kinderkamp kwam hij thuis, plofte twee grote schoudertassen vol wasgoed in de gang en strompelde de woonkamer binnen met als plan: op de bank neerzakken en in slaap vallen. Helaas voor hem was er geen plek meer op de bank: zowel Sarah als Nol lagen daar prinsheerlijk te slapen.
‘Fram!’ riep hij ongeduldig richting de keuken, waar ik zojuist een potje thee aan het zetten was voor ons.
‘Ja, lief?’ riep ik terug.
‘Wat is dit?!’
‘Katten.’
‘Dat zie ik ook wel! Hoe krijg ik ze van mijn bank af?’
‘Optillen?’
‘Dan krabbelen ze!’
‘Oh, stel je toch niet zo aan,’ mopperde ik terwijl ik met de pot thee de kamer in kwam. ‘Je tilt ze gewoon op en legt ze ergens anders neer.’ Raymond keek wat bedenkelijk, maar stapte toch voorzichtig op de bank af.
‘En als ze toch krabbelen?’

“Ja, ik ben geen moeilijke hoor, de dingen zijn zoals ze zijn en niet anders…”

‘Dan heb je een krabbel op je arm.’ Ja, ik ben geen moeilijke hoor, de dingen zijn zoals ze zijn en niet anders. Voorzichtig probeerde hij eerst de snurkende kat op te tillen. Hevig geschrokken werd Nol wakker en stoof van de bank af, om beledigd naast mij te komen staan als ware hij wilde zeggen: ‘Wat heb jij nu in huis gehaald, wat is dát?’
‘Nou, dat was één,’ mompelde Raymond. ‘Nu die ander nog.’ Sarah keek hem al een tijdje poeslief aan en heimelijk had ik al wat voorpret. Nog voor Raymond de kans kreeg haar op te tillen gingen plots haar oren plat en begon ze zacht te brommen. Hoe dichter Raymond in de buurt kwam, hoe harder ze ging brommen. Besluiteloos keek Raymond me aan.

‘Ik kan er wel naast gaan zitten,’ besloot hij uiteindelijk. Langzaam liet hij zich op de bank zakken, zo ver mogelijk van Sarah vandaan, die overigens allang weer zichzelf opgekruld had en slechts met één oog Raymond in de gaten hield.

Vijf minuten later was Raymond diep in slaap, oververmoeid zoals hij altijd is na een weekje kamp. Nog enkele minuten later schurkte Sarah zich tegen hem aan. Tegen de tijd dat Raymond wakker werd lag Sarah uitgestrekt op zijn buik, met Nol in haar kielzog naast hem in het holletje van zijn oksel weggekropen. Sindsdien zijn ze onafscheidelijk.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *