Robijntje

Als een schaduw stond ik gebogen over het lieve hulpeloze schepseltje, dat mijn oog ontwaard had in het voorbijrijden naar mijn terrasje met pannenkoek, op deze anders geheel normale zondagnamiddag. Het water had me in de mond gedreven om mezelf op iets lekkers te trakteren, en nadat ik de baklucht van verse pannenkoeken al in de neus kreeg van pure goesting, was ik snel in mijn schoenen gesprongen om naar mijn favoriete terrasje aan de Vlassenbroekse dijk te rijden.

Priegelige kopje

Column RobijntjeEen feeëriek tafereel van spelende eenden en dollende schapen trok aan me voorbij, tot ik iets zag wiebelen in de graskant. Eer mijn hersenen doorhadden dat het geen wild konijntje was maar iets dat nadrukkelijk rode streepjes bleek te hebben, had mijn voet de rem al ingedrukt. Snel parkeerde ik mijn wagentje langs de berm, draaide de motor uit, opende de deur en zocht naar de plaats waar ik dacht beweging gezien te hebben. Een miniem geritsel trok mijn aandacht en toen ik naderbij kwam, zag ik ontegensprekelijk, het kleinste roodgestreepte poesje dat ik ooit alleen op straat had ontwaard. Het arme ding zat verstrikt in een bende vale koordjes en was duidelijk nog lang niet bestand tegen het leven van een volwassen buitenpoes. Ik schatte het ruwweg op een week of acht, het priegelige kopje voor ogen houdend.

Draadkluwen

Zo klein de schat was, zo zeker was ze van zichzelf, dat ik als vreemde luis vast zou schrikken van enkele haartjes die met een vertederend geblaas omhoog gezet werden. Mij niets aantrekkende van de poging tot gevaarlijk zijn, bukte ik me, het wolletje vriendelijk aansprekend op een manier dat menig mens zijn voorhoofd zou fronsen. Mijn ene hand schoof ik onder het ukje en tilde het op met draadkluwen en al. Mijn achterwerk plantte zich neer in de graskant, wijl ik poes en draden op mijn schoot vleide. Nog steeds pratende tegen het diertje, prutste ik de draad los van rond het staartje, wat me een beetje tandjes opleverde in mijn hand. Niets kon me tegenhouden, dit sukkeltje diende bevrijd, en geen haar op mijn hoofd dat er aan dacht me te laten tegenhouden, door twee babynagels en een tandafdruk.

Moedergevoel

Een voorpootje had duidelijk te lijden gehad. Hoe lang het beestje hier al was, was onduidelijk, maar dat het zich verweerd had dat was duidelijk. Er stond een duidelijke spanafdruk in de pels net boven zijn duim. Het arme ding had zich vast willen losfriemelen waardoor de draad enkel vaster had komen te zitten. Gelukkig heb ik nog steeds een aansteker in mijn wagen liggen en brandde een deel van de draad door, waar een knoop onlosmakelijk bleek. Het katje bekeek mij met angstige blik, het tere lijfje trilde in mijn schoot. Een moedergevoel maakte zich van me meester. Ik besloot mijn pannenkoek uit te stellen en naar huis te rijden om het diertje te verzorgen en een goede maaltijd te geven.

Maar eerst stopte ik wel nog even aan mijn favoriete terras en liet even weten, dat indien iemand een klein babypoesje miste, het voorlopig bij mij was, met het verhaal er achter. De uitbaatster, die me erg goed kent beloofde het te vernoemen aan de klanten. Onderwijl vertrok ik naar huis waar ik de wond met iso-betadine reinigde, onder tegenpruttelend geweld van Robijntje, want zo had ik het poesje al gedoopt ondertussen.

“Het arme ding had zich vast willen losfriemelen waardoor de draad enkel vaster had komen te zitten…”

Lievelingstaverne

Mijn twee grote loebassen waren niet echt geïnteresseerd in het grut dat ik had meegebracht, hoewel Jasper toch even wilde snuffelen, om vervolgens misnoegd weg te lopen en ons van op de tafel te gaan zitten aanstaren. Even later trok ik een zakje whiskas open en prakte de inhoud fijn, waarna ik het in drie bordjes verdeelde, want niemand wordt hier voorgetrokken. Jasper en Tobias vlogen als uitgehongerd op hun tussendoorsnoepje en Robijntje zette ik naast het derde bordje. Tobias keek snel even of er echt wel hetzelfde in dat bord zat als in het zijne, en smulde toen ongegeneerd zijn portie op. Het kleintje zag de twee katers eten, en probeerde ook. Met twee pootjes in haar bordje gepland, likte ze voorzichtig aan de saus. Die poot was meteen weer besmet, straks even uitwassen dacht ik vertederd, toen de telefoon rinkelde. Met mijn ogen op de smakkende lieverd gericht liep ik naar de woonkamer en nam op. Het bleek de uitbaatster te zijn van mijn lievelingstaverne. De eigenaar van het poesje was gevonden, of ik het even kon brengen of, of ik liever had dat ze er zelf omkwamen.

Ik dacht, ik breng het wel even, heb ik meteen toch nog mijn pannenkoek. Toen Robijntje haar buikje duidelijk rond gegeten had, nam ik een kussen van de zetel, zette haar er op en wandelde er mee naar de auto, door vier blinkende oogjes nagestaard. Die begrepen er natuurlijk niets van. Ik vleide het kussen op de passagierszit en stapte in aan de andere kant. Robijntje was er gerust in, ze draaide zich op een bolletje, zonder bibberen en ging me liggen aankijken vanboven een abrikoos gestreept pootje. Ik had eerlijk gezegd al spijt dat de eigenaar gevonden was, maar niemand mist graag zijn poesje. Toch nam ik me voor, dat wanneer haar mensen me niet aanstonden, ik haar terug mee naar huis nam.

Deftige heer

Met een verdeeld gevoel reed ik de parking op. Marjan, had me al gezien en zwaaide uitbundig. Robijntje lag nog steeds op haar kussen en bekeek me met lieve oogjes, ik nam haar op en drukte haar tegen me.
Op het terras zette zich meteen iemand recht die naar me toe kwam gewandeld. Het zag er een deftige heer uit. In zijn zog een klein meisje van een jaar of zes. Mijn hart warmde. De heer dankte me uitbundig, ze waren het poesje uit het oog verloren. Moeder poes had haar drie jongen verplaatst uit de garage toen er een graafmachine op de oprit was gereden om hun tuin aan te leggen, en sindsdien hadden ze geen van de poezen nog gezien.
Waarschijnlijk was moederpoes opgeschrikt geweest toen ze haar jonkies wilde verhuizen en was Robijntje in die tijd in de problemen geraakt.

Pannenkoek

Het meisje, dat Mia bleek te heten, was reuze blij dat ze een poesje terughad. We hebben ter afscheid samen een terrasje gedaan, en Mia wilde het poesje niet meer lossen, tot pa, het haar afnam. Ik haalde snel het kussen uit mijn wagen en legde het op een vrije stoel. Pa, die zich aan mij voorstelde als Joris, plaatste Robijntje er op. Het arme ding was helemaal doodmoe van al die drukte die haar was overkomen en viel als een blok in slaap. Vertederd over zoveel onschuld bestelde ik me een pannenkoek, het herenigde gezin volgde.

Tijdens de conversatie bleek dat het poesje nog geen naam had, maar het meisje vond Robijntje wel mooi klinken. Vooral toen ik vertelde dat ik haar zo noemde door de mooie roodbruine kleur die haar donkerste streepjes hadden. Het poesje mocht de naam Robijntje behouden.
Later rekenden we af, en liet ik het kussen bij Robijntje, ze lag er immers zo mooi op en reed daarna huiswaarts naar mijn katers, met een warm gevoel in mijn hart en een traan in mijn ooghoek. Nu enkel hopen dat de ander drie poesjes ook nog uitkwamen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *