Puberteit
Nu alle kittens in de puberteit zijn, vraag ik me soms verbijsterd af waarom ik ooit aan een kittenopvang begonnen ben. En dan ook nog wel eentje in de woonkamer, waar al die pubermonsters vrij rondlopen en verwoede pogingen doen mijn interieur naar de filistijnen te helpen. Hetgeen ze overigens prima lukt.
Slagveld
De bank ziet er van een afstandje nog redelijk uit, maar blijkt dichterbij te bestaan uit een verzameling gaatjes van scherpe nageltjes en is bovendien bezaaid met ondefinieerbare vlekken. Ik wil niet te veel nadenken over de herkomst van die vlekken en ik wil al helemaal niet nadenken over wat er tussen de bekleding terecht is gekomen. Ook de rieten stoelen fungeren uitstekend als krabpaal, ondanks de royaal aanwezige voor dat doel gekochte krabpalen. Mijn planten staan erbij alsof ze me de hongerwinter door hebben moeten helpen; hier en daar hangt nog een half afgeknabbeld blad uit de meermalen leeggegooide pot.
En dan is er nog mijn administratie, waarvan ik er maar niet toe kom die op te ruimen zodat het de hele tafel vult. De katten blijken dit terrein tot particuliere speel- en soms plasplek te hebben verkozen. De Postbank en andere instellingen zullen zich verbaasd afvragen wat al die vreemde kringen en plekken op de overschrijvingsformulieren te betekenen hebben. Er zijn dus dagen dat ik, het slagveld dat eens een woonkamer was, overziend, de wanhoop nabij ben. Totdat ik de zeven schuwe rooien zie spelen en genieten.
Oidy
En ik na vier maanden ontdek dat Oidy een stippenbuik heeft, die ze me kwetsbaar slapend laat bewonderen. Oidy met haar complex, die samen met haar broer en zus door kwaadwillenden als kleine dieren bij een tuin met een kattenren gedumpt zijn. Oidy die tot voor kort alleen maar boos kon kijken, waaruit ik alleen maar de conclusie kan trekken dat ze ongetwijfeld veel schoppen en slagen heeft gehad voordat ze bij die ren gedumpt werd. En toen waren zij en zus Otje en broer Oezie nog maar een week of vijf oud. Gelukkig werden ze met eindeloos geduld gevangen en in die ren gezet en na weken van angst, durfden ze een snoepje aan te nemen. Toen de vindster ging verhuizen, moest ze een andere plek voor deze getraumatiseerde dieren zoeken en zo belandden ze hier. Ruim vier maanden zijn ze nu al hier en nu pas kan ik Oidy’s mooie stippenbuik bewonderen. Haar aaien kan nog steeds niet en ik weet niet of dat ooit zal kunnen. Maar dat geeft niet, ze mag zijn wie ze is.
“Wel vond hij het aantal katten in en om het erf een beetje problematisch worden; hij schatte dat er zo’n 15 waren…”
Zeven rooien
En dan de schuwe rode familie, gevangen op een boerderij na veel aandringen en op kosten van een stichting, want de boer had er geen geld voor over. Wel vond hij het aantal katten in en om het erf een beetje problematisch worden; hij schatte dat er zo’n 15 waren. Het bleken er meer dan 25 te zijn. Het zevental dat hier kwam, heeft eerst bij een dierenarts in een kamer gezeten waar ze als een tros druiven angstig aan elkaar klitten en niet te benaderen waren. Eenmaal gecastreerd en hiernaartoe verhuisd, hebben we ze na twee weken uit hun kooien gelaten, om vervolgens slechts drie van de dieren regelmatig te zien. Na weken durfde de rest ook te voorschijn te komen. Nu racen ze door de kamer en vier van de zeven kunnen worden geaaid en durven soms vlak bij ons te blijven liggen. Op hun hoede, dat wel, maar ze durven.
Nog steeds ziet het meeste bezoek hen niet allemaal, en nog steeds lopen ze, als ze geaaid willen worden, strak tegen Ziggy aan mee naar ons toe. Ziggy, die hen met zijn grote lijf kennelijk bescherming biedt en van wie ze zien dat mensenhanden niet alleen maar gemaakt zijn om te slaan. Die lawaaiig spint als hij geaaid wordt, waardoor ze kennelijk nieuwsgierig worden wat daar dan zo plezierig aan is.
Trots
Als ik mij dan ’s ochtends op de trap een weg moet banen door een horde katten, die allemaal wel een kijkje boven willen nemen om te zien of daar nog dingen te vernielen zijn, en ik overzie het slagveld van een woeste puber-speelnacht, dan word ik soms moedeloos en wil ik mijn huis terug, onbeschadigd. Maar meestal ben ik trots op hen, omdat ze zo dapper al hun angsten wegspelen en ons zo durven te vertrouwen dat ze zelfs in ons bijzijn vrolijk verdergaan met het vernielen van ons huis. Waaruit mag blijken dat zij zich er thuis voelen. En dat vind ik een cadeautje.