Lamzakpoes
We hadden alledrie een drukke maar succesvolle week achter de rug in huize Luypaert. Om dat te vieren had ik ons voorzien van een lekker maal en als vrijdagavondtoetje had ik mijzelf daar bovenop getrakteerd op een avondje stappen met vrienden. Na een heerlijke maar te korte nacht liep de wekker af op een afschrikbarend uur, waarop eigenlijk niemand uit zijn bed placht getrommeld te worden op een zomerse zaterdagochtend. Wij werden dus met z’n allen erg moe wakker. Niet dat de salontijgers des huizes meegefeest hadden, maar ze hadden wel trouw als altijd op het huisje gepast, wat duidelijk een erg vermoeiende bezigheid moet geweest zijn als ik merk met hoeveel enthousiasme ik, als telkens weer, thuis verwelkomd werd.
Samenzweerders
Iedereen herkent dat wel, je opent de deur, erg oplettend dat er geen enkel poezenneusje onder je schoen terechtkomt, terwijl de samenzweerders hun best doen om tussen je voeten proberen te glippen om een wedstrijdje traplopen in te zetten. Dat is op zichzelf niets erg, maar de deugnieten slagen er dan steevast in om het spreekwoord ‘verdeel en heers’ toe te passen, en onderwijl in de rapte de bloempotten van de buurvrouw even leeg te graven. Dat resulteert zich dan in een soort fit-o-meter die ik op en af loop om de sloebers weer te pakken te krijgen, met zwaar hijgend gevolg als astmalijder. Dus dat proberen we ten allen tijd te vermijden.
Wanneer ik er dan in geslaagd ben binnen te raken springen er twee schatjes op de tafel onder luid verwelkomingsgemiauw waarop een neusjewrijf, kus- en knuffelsessie volgt. Daarna trekken we met zen allen naar de keuken. Want je mag er je hoofd op zetten, de bordjes zijn leeg. Als ik vijf minuten binnen ben en ze zijn niet gevuld dan is Jasper in staat een serenade van onderkomen sukkeltje af te steken waarvan je hart breekt. Dus eerst brokjes in het bord en dan pas schoenen uit. Ach, een mens went er aan en iedereen heeft immers zijn vaste routines nodig.
“Zijn arme lijfje sleepte zich naast me voort door het huis tot ik mij even op een stoel neer zette…”
Solidair
Wat ook zo leuk is aan katten hebben is dat ik nooit alleen ben, nooit in een leeg huis hoeft thuis te komen en de schatten steevast solidair zijn met mijn gemoedstoestand. Als ik mij gek voel, gaan ze geheid spelen en kattenkwaad uithalen zoals dat hoort als kat zijnde. Ben ik ziek, word ik verpleegd en ben ik moe, ligt iedereen er dus net als ik bij alsof ze drie dagen doorgefeest hebben. Niet dat dit daarom een feit is, maar het lijkt wel zo.
Die dag, ploegde ik mij dus door een van de zoveel routines die een mens rijk is en sleepte mijn uitgeputte en donzige hoofd met lichaam naar een warme ochtenddouche, in de hoop dat die soelaas zou brengen, gevolgd door een ontbijt dat amper binnenging. Mijn Jaspertje was duidelijk in dezelfde stemming. Zijn arme lijfje sleepte zich naast me voort door het huis tot ik mij even op een stoel neer zette. De bewegingen waren hem duidelijk te veel. Hij besloot dus om nog even een tukje te gaan doen. Wanneer ik na mijn half verkwikkende douche weer in de huiskamer kwam, ontwaarde mijn nog steeds slapende linkeroog een bol wit op zijn avondplaatsje. Een grinnik ontschoot me, wat mij dan weer een vage blik opleverde als wou hij, Jasper dus, zeggen: ‘Is het met mij soms dat er iets te lachen valt?’
Poezenetiquette
Ik begon me met de seconde beter te voelen en repte me naar de schuif om mijn fotoapparaat te nemen. Deze houding die in niets op een deftig poesje lijkt, moest en zou op de gevoelige digitale plaat vastgelegd worden. Tobias zat er naar te kijken met een gezicht van: ‘Allé broer, leg u nu toch eens een beetje deftig, wat moeten de mensen wel niet denken….’. Jasper liet het niet aan zijn ronkende lijfje komen. Zo uitgeput en gesmeten als hij er bij lag, was hij duidelijk in zijn poezennopjes om al die aandacht.
Na de foto trok ik slaapkamerwaarts om mijn kleedjes voor de dag aan te trekken, ditmaal in het gezelschap van Tobias, die het wel leuk vond mij zo helemaal voor zichzelf te hebben. Een grote knuffelsessie diende zich aan. Wanneer ik even later, gekleed en van een gestreept en ronkend gelukzakje in mijn armen voorzien, terug de woonkamer binnenwandelde, werd ik getrakteerd op een nog meer onderuit geschoven Jasper, die duidelijk besloten had, alle poezenetiquette qua zit- en ligmanieren, aan zijn spreekwoordelijke witte sokjes te vegen. Vlug trok ik nog een foto. Hoe graag had ik bij hem neergelegd. Helaas, de klok gaf aan dat het uur der verplichtingen naderde. Met meer dan een beetje tegenzin trok ik mijn schoenen en jas aan, schraapte mijn tas van de stoel en liep naar de voordeur. Maar niet voor me eerst nog eens van een knuffel te laten voorzien van mijn pluizige vriendjes. Zij het dat ik die van Jasper voor één keer zelf moest gaan halen. ‘Leuk toch, kat zijn,’ dacht ik met glimlach toen de deur achter me dichtviel.