Kattenkwaad
Eindelijk had ik een paar nieuwe plantjes en was mijn vensterbank weer een beetje zoals dat in een woonhuis betaamt. Er stond een hoge kom met daarin wat tweedehandse guppen die hun onbedwingbare lusten botvieren en mij aan een heel babyguppen-arsenaal hielpen. De baby’s stonden op de magnetron om aan de dodelijke kaken van hun ouders te ontsnappen. Gezellig vond ik het, twee guppenkommen waar wel door de katjes naar gekeken werd, maar waar ze verder niet naar hengelden. Leuk, nieuwe plantjes die nog fris in het blad stonden, nog niet aangevreten of omgegooid. In een kastje aan de muur stond mijn antieke kinderservieskastje met daarin poppenserviesjes, moeizaam bij elkaar gesprokkeld. Ik vond mijn huis gezellig. Kortom: het hoogseizoen was nog niet losgebarsten, de katjes die binnenkwamen waren nog te klein om alles te vernielen.
Poppenserviesvoetbal
In de loop van de zomer kwam daar verandering in. Onvoorstelbaar kleine richeltjes werden bevolkt door fanatieke kittens, die vooral ’s nachts tikkertje speelden op de gekste plekken. Dat daarmee mijn ooit uit Suriname gekregen vaas vernield werd, boeide hen niet. Dat mijn plantjes al snel transformeerden tot kale stengeltjes met zielig geknakte blaadjes en blootliggende wortels, dat was niet hun probleem. Dat er gevoetbald werd met mijn poppenserviesjes, dat zelfs het servieskastje uit de kast gemept werd en aan barrels ging, dat was waarschijnlijk geen opzet. Er werd gespeeld en daarvoor waren menselijke privé-spullen bij uitstek geschikt.
Krabpalen, speeltjes, een buitenverblijf met klautertakken en speeltjes, ze hadden alles in overvloed. Ze konden overal mee voetballen, overal klimmen en wandelen, hun nagels aan krabpalen en aan een opgehangen mat scherpen. Waarom was het behang dan toch interessanter? Waarom was een pen onweerstaanbaarder dan een speelgoedmuis? De psyche van een kitten blijft ondoorgrondelijk.
Guppen
Als ik de verzekering zou benaderen voor alle aangerichte schade, zou men mij royeren. Men zou denken dat ik fraudeerde want die lieve kittentjes met hun onschuldige blik, dat zijn toch niet van die vernielzuchtige monstertjes?
Helaas, hier bleek dat wel het geval te zijn. De grote guppen konden ze niet krijgen, al werd er natuurlijk duchtig naar gehengeld. De vaas met babyguppen bleek om te kunnen. Op een ochtend vond ik op en voor de magnetron ondefinieerbare sliertjes die de avond tevoren nog gup heetten. Van de ruim 45 guppies zwom er eentje voorzichtig in een plasje water dat in een deukje van de magnetron was blijven staan. Hij bleek de enige overlevende van het nachtelijke feestje.
Alle veilige plekken waar dierbare spullen staan, bleken niet kittenbestendig. Elke ochtend was het een verrassing wat nu weer om was gegaan. Van welke dingen moest ik afscheid nemen en welke dingen kon ik nog lijmen?
“Alle veilige plekken waar dierbare spullen staan, bleken niet kittenbestendig. Elke ochtend was het een verrassing wat nu weer om was gegaan…”
Secondelijm
De kittens stonden elke keer weer belangstellend om mij heen als ik scherven raapte of lijmde. Ze keken me niet-begrijpend aan als ik boos of verdrietig was om wat stuk was gegaan. Ze gaven kopjes als ik minuscule dingetjes weer in elkaar probeerde te zetten en tikten onschuldig met hun pootje tegen de brokstukjes. Het tubetje secondelijm was sneller verdwenen dan dat ik het kon gebruiken – laat staan het kon opruimen. Zij begeleidden me vrolijk rennend en springend naar de afvalbak als er weer een plant ritueel weggegooid werd. ‘Leuk, vrouwtje, wat gaan we doen?’ leken ze te vragen. Ze waren elke dag weer verbaasd dat ik de bloembak met de enig overgebleven hanggeranium recht hing, en zodra ik me omdraaide, sprongen ze op het kale stuk en hingen hem daarmee weer in voor hen veel handiger scheve stand. Dat de geranium daar niet tegen kon, dat konden zij natuurlijk niet begrijpen. Dat ik er soms niet tegen kon, daar begrepen ze helemaal niets van.
Zij speelden vrolijk door, renden en huppelden om me heen, blij me weer te zien. Kopjesgevend, langs mijn benen strijkend, verleidden ze mij weer tot een aai en een knuffel. Want hoe boos ik soms ook was om wat ze aanrichtten, hun onweerstaanbare lieve snoetjes en vragende oogjes maakten dan ik het altijd weer vergat en vergaf.
Deze heerlijke diertjes, die ziekte en leed overwonnen hebben, ach, die moeten dan maar wat spullen vernielen. De spullen kunnen vervangen worden, zij niet!