Grenzeloze vriendendiensten

Het was zo een dag als veertien in een half dozijn. Iedereen was gelukkig met zijn kattensituatie in zijn huis. Twee gelukkige ‘geweeste’ katers met gezondheidsfactor plus tien en bijna evenredige kilo’s in één huisje met één mens, hun mens, die gelukkig iets meer woog. Toen kwam het moment dat een vriend van die mens op zoek bleek naar twee zwarte babypoesjes om te adopteren en een andere vriend weer vrienden had, die net gezegend waren met een nest jonkies van superschattige afkomst, factor dertig.

Column Grenzeloze vriendendiensten

Gelukkigheidsgraad

U voelt het al komen weliswaar en u hebt gelijk. Vanaf het moment dat ik hoorde dat er twee volledig zwarte babypoesjes in dat nest aanwezig waren, kwam mijn bemiddelingsnatuur naar boven. In een klap zou ik twee gezinnen kunnen gelukkig maken. De ene zocht poesjes en de andere zocht een gelukkig thuis voor zijn beschermelingetjes.
Veel bemiddelen bleek er naderhand niet bij, in feite liep het zelfs gladder dan een geolied leien dakje, wat aan de gelukkigheidsgraad van mijn humeur niets veranderde, hoor.

Mijn vriend trok op pad met zijn fototoestel om de humpies in kwestie, Mickey en Gabbertje gedoopt, op plaat vast te leggen voor de papa in spe, waarna ik mij later die week als een haas naar het postkantoor repte. Om de babyfoto’s, inclusief de mama – want een mens wil toch weten op wie zijn poes gaat lijken als ze volwassen wordt nietwaar? – met dubbele priorzegel richting Nederland te zenden. Ja ja, u hoort het goed, ook dierenliefde kent geen grenzen. Waarna er daar aan de andere kant van de grens haast meteen een stalksessie op een arme postbezorger begon.

Dikke papbuik

Dat in het midden gelaten, waren er natuurlijk niet enkel van de twee zwarte guiten kiekjes genomen, maar ook van al de andere jonkies in dat nest. Onder die andere knuffeltjes was er onder andere een volledig wollig, muizengrijs exemplaar met dikke papbuik, dat mijn vriend fotograaf voor zijn gezin reeds uitgekozen had. Mister papbuik kreeg meteen de naam Zjap en zou het lieve broertje worden van de achtjarige kater des huizes Zjip. Mijn lach kon niet uitblijven toen ik dat hoorde.

Klassiekers

Dan was er nòg een muizengrijs exemplaar met witte voetjes dat de eigenaars zelf besloten te houden. Na de twee zwartjes die al een thuis hadden en die na de fotopostbezorging meteen de namen Mick en Gabber toegewezen kregen, schoten er nog drie klassiekers over. Witzwart geplekt. Waarvan eentje net tot aan zijn buik in de witte verf gedoopt bleek, buiten een teen na. Vergeef mij, maar welke teen het nu juist was ontglipt me even, wel kan ik zeggen dat het een achterpoot betrof. Een ander witzwartje deed mij spontaan denken aan een klein koetje. Zo gans wit met enkele klodders zwart besprenkelt op de gekste plaatsten, wat haar een uniek voorkomen gaf. Dat ukkie had meteen mijn hart veroverd. Doch, groot als ik woon, was het een beetje onverantwoord om er nog een katje bij te nemen, sprak mijn verstand vierkant tegen mijn hart in.

“Het arme ding had zich vast willen losfriemelen waardoor de draad enkel vaster had komen te zitten…”

Babysmurf

Vroeger, toen mijn oude katten nog leefden – Ramses en Tita – had ik al een babypoes in huis gehaald. Maar dat was heel iets anders. Prutsmans Tobias was erg actief maar de oudjes, zijnde 16 en 18 jaar toen, sliepen meer dan de helft van de tijd. Wat je vast niet kan verwachten van twee kanjers van katers tussen de zeven en de tweeënhalf jaar oud in combinatie met een actieve babysmurf.

Mijn vriend’s echtgenote was ondertussen ook al verkocht aan ‘dat kleine koeike’, zoals wij haar gemakkelijkheidhalve noemden, maar trachtte mij toch te overreden om haar bij mij te nemen. Moeilijke zaak dus en volledig tegen alle logica in.
Ondertussen trachtte ik met mezelf in het reine te komen door met hen net hetzelfde te doen, onder het motto ‘De Zjip was als de man des huizes nogal aan de dominante kant en eenzelvig ingesteld. Ook hadden zij nog twee oude hondjes lopen van zestien jaar en een jaar jonger, waarvan eentje doof en blind was. Zo een prutspoes kost vast veel energie voor die arme beestjes, want een poes in ontwikkeling bijt speels in elk flapoor dat op zijn weg wappert’ zo sprak ik met kennis van zaken.

Prutspoezen

Als zij nu eens dat kleine koeike Boegieke – ja, ik weet het, van het moment je een naam geeft ben je al half overhaalt – erbij namen, dan hadden de oude hondjes hun rust nog. Zjip kon blijven baas spelen en de Padre Familia uithangen. Ondertussen konden de prutspoezen hun energie kwijt op elkaar. Ik had het allemaal netjes voorbereid, zag het allemaal voor me in kleur en beeld en het scheen nog aan te slaan ook. Ik hoorde namelijk aan mijn vriend zijn praten dat hij met zichzelf al in overleg was en zijn vrouwtje was in feite al veel vroeger overhaald, zo sprak mijn gevoel.

Ik besloot er extra werk van te maken, deed er nog een schepje bovenop en stak nog een tandje bij toen ze hem belde en hij haar doorgaf om mij nogmaals te proberen overhalen. Als zij nu Zjip en Zjap hadden kon er volgens mij vast nog een Zjepke bij. Hilariteit alom. En dan kon de stamoudste zijn klein grut van alles leren, wat hem weer meer aanzien gaf.

Meteen kletste ik er een ganse serie ‘chantagetechnieken voor poes’ recht uit de bundel achteraan, zodat de oudste zijn strepen niet verloor. Het sloeg aan. Ik wreef gniffelend in mijn vuistje en hoefde me zelfs niet schuldig te voelen. Want iedereen weet dat er niets zo lief, schattig en overweldigend knuffelbaar is als een babypoes. Mezelf kennende, eens ik er eentje vastgehad heb los ik het niet meer, dus dat moest ik ten stelligste proberen vermijden, wat me tot hiertoe grandioos gelukt was.

Ondertussen zat er in Nederland iemand grootse plannen te maken om zijn appartementje poesklaar te maken, met de nodige speeltempels van dien. Het kon niet vlug genoeg september zijn.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *