Burmees

Burmees
Ras:Burmees
Herkomst:Birma
Karakter:Aanhankelijk, nieuwsgierig, mensgericht, sociaal
Uiterlijk:Middelgroot, gespierd, krachtig
Vacht:Kort, weing ondervacht, fijn, zacht en glanzend
Kleuren:Bruin, blauw, chocolate, lilac, rood, crème, cinnamon maar ook in tortie kleuren

Herkomst

BurmeesTussen de veertiende en de achttiende eeuw werden in manuscripten, afkomstig uit Ayuthia, de oude hoofdstad van het voormalige Siam, katten beschreven die leken op de Burmees van nu. In de zestiende eeuw leefden in Boeddhistische tempels van Myanmar (Birma) bruine katten, Radja’s genoemd, die eveneens leken op de Burmees. In 1930 nam een legerarts, J.C. Thompson, een poes met de naam Wong Mau vanuit Birma mee naar San Francisco. Waarschijnlijk was het een kruising tussen een Siamees en een Burmees, wat we tegenwoordig een Tonkinees noemen. Wong Mau was donkerbruin, bijna mahonie, met gele ogen. Thompson kruiste haar met Tai Mau, een seal point of chocolate point Siamees.

Eén van de kittens, een donkerbruine, werd teruggekruist met zijn moeder. Daaruit werden eenkleurige bruine kittens geboren die de eerste exemplaren vormden van het huidige Burmese ras.

In 1936 werd het ras officieel erkend door de C.F.A. De laatste standaard van de T.I.C.A. stamt uit 1994. In 1949 kwamen er Burmezen naar Groot-Brittannië. Ze werden in 1952 voor het eerst tentoongesteld in Londen. De G.C.C.F. erkende het ras in 1954. Daarbij moeten we wel bedenken dat al sinds het eind van de negentiende eeuw bruine katten met gele ogen naar Engeland waren gehaald. De standaard voor dit ras beschrijft een Amerikaans type en een Engels type. Het Amerikaanse type is tamelijk compact en gedrongen, met een ronde kop. Het Engels type is wat slanker en heeft een enigszins driehoekige kop. Oorspronkelijk erkende men alleen de donkere kastanjekleur ofwel sable.

De blauwe Burmees verscheen in 1955, de chocolate en de lilac in 1959 en daarna de tortievariëteiten (schildpad) in de jaren zeventig. De Burmees heeft bijgedragen aan het ontstaan van verschillende rassen: door kruising met de American Shorthair ontstond de Bombay; in 1981 ontstond de Burmilla (Pers x Burmees), de Tiffanie (langharige Burmees) en in de zestiger jaren de Tonkinees (Burmees x Siamees). Hoewel dit ras in Frankrijk weinig voorkomt, is het wereldwijd erg populair, met name in de Engelstalige landen.

Algemene kenmerken

Middelgroot. Gewicht: 3,5 tot 6,5 kg.
Amerikaans type: gelijkmatig postuur met een tamelijk compact lichaam en goed ontwikkelde beenderen en spieren.
Engels type: elegant, foreign type, slank maar moet niet lijken op de Siamees (lang en slank) of de Brits Korthaar (te gedrongen).

Karakter en bijzonderheden

Deze bijzonder extraverte, levendige kat met zijn sterke persoonlijkheid is uitbundig en nergens bang voor. De stem van deze kletskous is vrij hard, maar minder schor dan die van de Siamees.

Hij gedraagt zich dominant tegenover zijn soortgenoten. Hij is sociaal, houdt van gezelschap en verdraagt het niet om alleen te zijn.

Hij is aanhankelijk en als hij met kinderen speelt is hij onvermoeibaar. Hij hecht zich enorm aan zijn baasje, wat hem de bijnaam hondkat geeft.

De Burmees is onstuimig en een echte jager, hij zal daarom graag in een tuin verblijven, maar kan zich ook aan een binnenleven aanpassen. De uitgelaten kittens worden in de loop van de jaren rustiger. Bij het vrouwtje komt de puberteit vroeg (ongeveer met negen maanden) en de vruchtbaarheid is iets groter dan van de gemiddelde rassen. De verzorging is eenvoudig. Eén keer per week borstelen is voldoende.

Lichaam

  • Hoofd
    Amerikaans type: breed, afgeronde vorm zonder platte, vlakke kanten. Schedel, voorhoofd en wangen zijn rond. Korte, ronde snuit met een stop. Ronde, krachtige kin en sterke kaken.
    Engels type: korte, stompe driehoekige kop met een brede, licht afgeronde schedel. Uitstekende jukbeenderen. De neus heeft een duidelijke stop. Krachtige kin. De kaken zijn breed bij de gewrichten.
  • Oren
    Middelgroot, breed aan de basis en met afgeronde uiteinden. Tamelijk ver uit elkaar staand. Ze staan licht naar voren gebogen en zijn aan de binnenkant dun begroeid met korte haartjes.
  • Ogen
    Grote, ronde en ver uit elkaar staande ogen. De bovenlijn loopt wat schuin, de onderlijn loopt rond. De meest diepe en glanzende kleuren die maar mogelijk zijn. Goudgeel heeft de voorkeur.
  • Hals
    Goed ontwikkeld en kort.
  • Lichaam
    Middelgroot, tamelijk compact en rond. Een brede, stevige borst. Een stevige botstructuur en goed ontwikkelde spieren. Slank, minder compact, maar wel gespierd en zwaarder dan zijn uiterlijk doet vermoeden.
  • Poten
    Lengte in verhouding met het lichaam. Middelgrote, ronde voeten of kleine, ovale voeten.
  • Staart
    Middellang, recht, dik bij de aanzet of niet dik bij de aanzet, iets dunner uitlopend naar een afgeronde punt.
  • Vacht
    Zeer kort, fijn, zijdeachtig en glanzend haar dat dicht tegen het lichaam ligt. De vacht glimt als satijn. Vrijwel geen ondervacht.
  • Kleur
    Maximale pigmentatie (de donkerste kleur) op de uiteinden (masker, poten, staart), iets lichter op de rug en de flanken, nog iets lichter op de onderkant (buik). Geen enkele tekening, niet wit en niet tabby. De vacht en de ogen krijgen hun definitieve kleur bij twee en een halve maand. Er zijn vier basisvariëteiten:
    • Brown (sable in de V.S.): donkerbruin
    • Blue (blauw): zilvergrijs
    • Chocolate (champagne): melkchocoladekleur
    • Lilac (platinium): duifgrijs, bleek grijsroze

    Andere, meer recente variëteiten worden alleen in Europa erkend: rood: (rossig, abrikoos); crème: (cream); tortie: (schilpad). In de Verenigde Staten vormen deze variëteiten het Malayan ras (Maleisisch ras).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *